In vormingsonderwijs is wat te beleven!
“Ik neem geen mening de brug op”, zegt een van de deelnemers in mijn workshop. “Wat neem je dán mee?” vraag ik. Samen denken we na hoe vakleerkrachten levensbeschouwelijke vorming van verschillende denominaties de leerlingen tegemoet gaan, waarbij vakleerkrachten en leerlingen elkaar als het ware in het midden van de brug ontmoeten.
Daar in het midden gebeurt het. Daar smelt wat ze beiden meenemen samen tot iets nieuws, iets sterkers, iets mooiers. Daar doen leerkrachten en leerlingen nieuwe ontdekkingen. Het gaat dan over levensbeschouwelijk leren en hoe je als vakleerkracht je eigen biografie en antwoorden op levensvragen meeneemt, in jouw taal. Het gaat over het hanteren van een exclusieve overtuiging, waarheid voor jou, in een inclusieve context, jouw waarheid naast die van de ander.
Mijn betoog, namelijk dat je in het vormingsonderwijs niet neutraal kúnt zijn en levensbeschouwelijk leren niet zonder articulatie van waarden kán plaatsvinden, krijgt niet van iedereen bijval. Toch geloof ik dat het vormingsonderwijs gediend is met vakleerkrachten die hun eigen overtuigingen articuleren en niet verzwijgen.
Zelfs al zou je de brug van de ontmoeting op gaan met een diversiteit aan opvattingen over het leven van jan en alleman, dan heeft de leerling nog het recht om aan de vakleerkracht te vragen: ‘Wat gelooft u zelf?’ ‘Hoe bent u ertoe gekomen om dit te vinden?’ ‘Hoe kan ik weten dat dit geloof betrouwbaar is?’ Als je deze vragen negeert en zegt dat je ‘niets’ meeneemt de brug op, of dat ‘alle levensbeschouwingen voor jou van dezelfde kwaliteit zijn’ of dat jij als vakleerkracht neutraal bent, devalueer je de ontmoeting tot een snackautomaat. Jezelf te zien als neutraal procesbegeleider negeert de pedagogische betekenis die je als persoon en vakleerkracht hebt. Je denkt daarmee je eigen levenswijsheid tussen haakjes te zetten. En ben je dan niet ongeloofwaardig voor leerlingen die op zoek zijn naar betekenis? Ik voer een pleidooi om in de exclusieve overtuigingen van vakdocenten de pedagogische waarde te zien. Daar waar heilig vuur brandt, waar het schuurt, waar je verrast wordt, waar je een duwtje krijgt, ontstaat vorming.
Wel plaats ik hier een waarschuwingsbord. In een homogene geloofsgemeenschap kan ik mijn overtuiging beleven als exclusief, voor mij én mijn geloofsgenoten. Bijvoorbeeld als hindoe in de tempel, als christen in de kerk, als moslim in de moskee. Maar in het godsdienstig vormingsonderwijs op openbare scholen heb ik me te verhouden tot een veelheid aan overtuigingen. Mijn voor mij geldende overtuiging – exclusief voor mijzelf – zal ik vruchtbaar moeten maken in een inclusieve omgeving, waarin allerlei overtuigingen naast elkaar voorkomen. In die publieke ruimte houden we ons met elkaar aan de afspraak dat we elkaars opvattingen respecteren. De leerling in het godsdienstig vormingsonderwijs komt in vrijheid de brug op en gaat in vrijheid weer van de brug af. En dat stelt voorwaarden aan de taal die we in de ontmoeting bezigen.
Wat is de randvoorwaarde voor een goede ontmoeting in het vormingsonderwijs? Jawel, ik mag als protestants gelovige mijn leerlingen vertellen dat ik geloof dat Jezus de Zoon van God is en dat Hij van Zichzelf gezegd heeft dat Hij ‘de Weg, de Waarheid en het Leven’ is. Evenzo goed mag een joods gelovige haar overtuiging delen dat Jahweh het heelal geschapen heeft als een orde en het Joodse volk heeft uitverkoren naar die orde te leven. De moslim mag zich verhouden tot Allah en met leerlingen delen dat Allah wil dat alle mensen Hem aanbidden. Een humanist mag zich sterk maken voor zijn overtuiging dat vooral individuele keuzevrijheid van belang is om een beter mens te zijn. Exclusief denken schept duidelijkheid en geeft de leerling stof tot nadenken. Wel moet geborgd zijn dat deze exclusiviteit beoefend wordt in een inclusief kader van respect naar elkaar, ook als opvattingen met elkaar botsen. Uiteindelijk ligt de kracht van het vormingsonderwijs in een ontmoeting waarin echtheid en authenticiteit samengaan met wederzijds respect.
Vakleerkrachten die gewend zijn hun eigen overtuiging te oefenen en te verwoorden in een homogene context kunnen moeite hebben de juiste toon te vinden. Het gebruik van exclusieve taal kan betweterig en dominant overkomen. Maar ook vakleerkrachten die denken inclusief te zijn, moeten zich ontdoen van verhullende taal. Er mag in het vormingsonderwijs wat te beleven zijn. Dan ontstaat er een samensmelting met de beste kwaliteit.
N.a.v. het onderzoeksproject Ontmoetingen op de brug. In dit praktijkonderzoek zoeken we naar een werkwijze van pedagogisch-didactisch levensbeschouwelijk leren waarin een exclusieve overtuiging functioneert in een inclusieve context.