Geborgen

Onzeker kijk ik naar de grote tas die op de bijrijdersstoel staat. Ik ben op weg naar één van ‘mijn’ scholen en in mijn tas zit de les die ik straks wil gaan geven: over Dietrich Bonhoeffer. Omdat zijn levensverhaal zo inspirerend is en dat wat hij schreef zo prachtig wilde ik mijn leerlingen met hem kennis laten maken. Bonhoeffer was een Duitse dominee, hij zat in het verzet en moest dat met de dood bekopen. Hij schreef het gedicht Goede machten vanuit de gevangenis.

Toch twijfel ik. Op de openbare basisschool lesgeven over Dietrich Bonhoeffer, is dat wel een goed idee? En is het gedicht Goede machten niet te moeilijk voor mijn leerlingen? Het gaat als volgt:

Goede machten

Door goede machten trouw en stil omgeven
Beschermd, getroost, beveiligd, wonderbaar.
Zo wil ik graag met u mijn liefsten leven
En met u ingaan in het nieuwe jaar.

Laat warm en stil de kaarsen branden heden,
Die Gij hier in ons duister hebt gebracht,
Breng als het kan ons samen, geef ons vrede.
Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht.

 Door goede machten wonderbaar geborgen
Wachten wij rustig, wat ons lot ook zij
God is met ons in de avond en de morgen,
En elke nieuwe dag is Hij nabij.

Een uur later zitten we in de kring. Met heldere stem lezen mijn leerlingen het gedicht voor. Als alle regels gelezen zijn blijft het een poosje stil. “Wie wil er iets over zeggen?” vraag ik dan.

“Je voelt dat hij niet zomaar iets heeft opgeschreven maar dat hij het helemaal meent” zegt een van mijn leerlingen. De anderen knikken. “Als ik dit lees, is het net of iemand zijn hand op mijn hoofd legt en zegt dat alles goed komt.” Na zoveel openheid durft ook de grootste boef zich kwetsbaar op te stellen: “Ik voel iets van vrede als ik dit lees.”

We vertellen elkaar welke woorden ons aanspreken. Die worden onderstreept. De leerlingen vertellen elkaar wat ze het mooiste zinnetje vinden. ‘God is met ons in de avond en de morgen. En elke nieuwe dag is Hij nabij.’ Die zin wordt veel genoemd en onderstreept.

Dan zeg ik: “Ik vind het woord geborgen zo mooi. Wat zou dat betekenen?”

De achtstegroepers zoeken naar woorden. Het is moeilijk voor ze. “Kan iemand het uitbeelden?” vraag ik dan. Daarop pakt Roos een klein gummetje. “Het gummetje is even Dietrich” zegt ze.  Ze legt het met een plechtig gebaar in haar open hand. Haar andere hand legt ze er overheen. Het gummetje is niet langer te zien. “Dit is geborgen” zegt ze. De tranen springen in mijn ogen. Mijn stem klinkt raar als ik vraag: “Wat betekenen je handen?” “Dat is de gevangenis!” roepen een paar jongens.

Maar Roos schudt haar hoofd. “Nee, dat zijn de handen van God. Het lijkt wel of Dietrich in de gevangenis zit, maar hij is eigenlijk bij God.” Daar heb ik niets meer aan toe te voegen.